Banner trap

Nieuwsarchief

Nieuwsarchief

vertaald uit het Amerikaans door Dirk-Jan Arensman

Het volle leven van John Fante

John Fante (1909-1983) kwam uit een arm, Italiaans-Amerikaans gezin, schreef boeken en filmscenario’s en kreeg pas na dertien jaar ploeteren succes en erkenning, na de verschijning van Full of Life (1952). Deze schitterende roman, over de komst van een kind, over vaders en zonen, haat en liefde, kwam in een schrijfroes van enkele weken tot stand. We hebben het boek van begin tot eind glimlachend gelezen en van élke zin genoten.

Het volle leven, prachtig vertaald door Dirk-Jan Arensman, is het verhaal van een Italiaans-Amerikaanse schrijver, Fante zelf, over zijn huwelijk met Joyce, in verwachting van hun eerste kind. De vervreemding tussen man en vrouw, haar huishoudmanie, zijn onbegrip, ‘als een steen kwam dat kind tussen ons in’, de vertwijfeling die toeslaat. En dan zakt Joyce, in de zevende maand van haar zwangerschap, op een dag door de keukenvloer. Er blijkt een termietenplaag in huis en er is dringend een vakman nodig die dat probleem kan oplossen. Die vakman is Papa, vader van John en metselaar in ruste. Wat volgt is een tragikomische reis, naar het ouderlijk huis en weer terug, ditmaal samen met Papa, per trein, een ware helletocht. En daarna moet de termietenplaag bestreden worden en het kind ter wereld gebracht.

Dat is het verhaal in grove contouren, maar het gaat om alles wat er tussendoor gebeurt en wordt aangeroerd. De jarenlange armoede, de relatie tussen de dominante vader en zijn zoon, Papa’s obsessie met geld en met zijn nageslacht, de mislukte pogingen van de zoon om het in de ogen van zijn vader goed te doen, de getormenteerde liefde tussen John en Joyce, en dat alles in een weergaloze stijl geschreven. Het volle leven is grotesk, intens, melancholisch en heel erg geestig.

‘Op een dag zul jij ook oud zijn, en dan zul je zoons hebben (…). Onthoud maar wat je Papa vanavond zei: ze doen je pijn, telkens weer.’

 

Luister van Sacha Bronwasser


Nieuwsgierig gemaakt door de unaniem lovende recensies lazen wij – Jacinthe, Tatjana en Ine – Luister van Sacha Bronwasser in één ruk uit. ‘We bewegen doof en blind door de tijd die ons omhult. Maar het startschot voor de gebeurtenissen is al lang geleden gegeven.’ Om die intrigerende gedachte draait het in deze pageturner die je dwars door het Parijs van de jaren tachtig voert. Het verhaal is filmisch, meeslepend en ingenieus geconstrueerd. Het brengt je terug naar die eerste momenten als student, op zoek naar wie je bent en wie je graag wilt worden.

Sacha Bronwasser is kunsthistoricus en schreef twintig jaar lang kunstkritieken voor De Volkskrant. Kunst is een belangrijk thema in haar werk. In 2019 debuteerde ze met Niets is gelogen. Luister is haar tweede roman, waarin we Marie volgen tijdens haar eerste jaar als fotografiestudent en daarna in Parijs waar ze, na een vervelend incident met haar docent, als au pair aan de slag gaat. Ze komt terecht in een eigenaardig gezin, met een vader die een speciale gave heeft: hij ziet naderend onheil. Kijken en zien, écht zien, daar gaat het om in deze intrigerende roman.

Meestal kijken wij, boekhandelaren in Zutphen, een beetje argwanend naar journalisten die ook romanschrijver willen zijn. Een journalistiek stuk voor de krant is toch iets anders dan een goed gecomponeerde, soepel geschreven roman. Maar Sacha Bronwasser is daar geheel in geslaagd en wat ons betreft in één klap opgenomen in de vaderlandse literaire canon.

Alles wat in de jubelende recensies over Luister stond, is waar: ‘ijzersterk’, ‘licht van toon’, ‘meesterlijk opgebouwd’, ‘onweerstaanbaar’, ‘ouderwetse doorleesspanning’, ‘ontroerend en krachtig’, ‘een boek dat je “gewoon lekker” kunt lezen maar waar ook genoeg in zit om over na te denken.’ En waar we nog aan zouden willen toevoegen dat het zo fijn pretentieloos is. Een verademing. Nergens overspeelt Bronwasser haar hand met te veel ideeën en te veel draadjes die aan elkaar geknoopt moeten worden. Luister is zowel een kunstig bouwwerk als een organisch geheel, alsof het in één pennenstreek is geschreven, volkomen natuurlijk en overtuigend.

Het gedetailleerde verhaal van Luister gaan we hier niet uit de doeken doen. Zonde van uw leesplezier. Kees ’t Hart verwoordt het in De Groene, waarbij hij Susan Sontag aanhaalt, zo: ‘Alles verdwijnt in de samenvatting, elk schrijfgeluk, elke schrijfwanhoop, elke stijl, alleen Het Verhaal blijft over. En om Het Verhaal gaat het niet in literatuur, stelt ze provocerend, ik zeg het haar na, dat weten we nu wel, alle verhalen kennen we, het gaat om de stijl. En het verlangen naar iets, zeg ik er voorzichtig achteraan, naar alles, naar verlorenheid, kennis, inzicht. En dat verlangen is waar het vanaf bladzijde één van deze zeer geslaagde roman van Bronwasser om gaat.’

Hier hebben wij niets meer aan toe te voegen.

 

Ine over Levenslessen van een rabbijn


Als baby van drie maanden werd Awraham Soetendorp in 1943 in een koffer met luchtgaten naar een onderduikadres gesmokkeld. Zijn pleegmoeder had kunnen zeggen: ‘Met dit kind breng ik mijn gezin in gevaar’, maar zij nam de koffer aan, en dankzij haar en haar man bleef Awraham in leven. Na de oorlog, herenigd met zijn ouders, begon zijn lange leerschool door het leven, waarvan dit indrukwekkende en hoopgevende boek de neerslag is. ‘Ieder moment, iéder moment, is een kans om iets ten goede te veranderen.’

Awraham Soetendorp groeide op in een gezin waar de oorlog nooit ver weg was. Zijn moeder kampte met ernstige psychische problemen, zijn vader, voorganger van de Liberaal Joodse Gemeente in Amsterdam, hield de waanzin op afstand door tomeloos hard te werken. Toch werd er in ‘lachhuis Soetendorp’ ook veel en vrolijk gezongen.

Al vroeg wist Soetendorp dat hij een woordvoerder wilde zijn voor hen die zelf niet spreken konden. Met Abel Herzberg, Victor Frankl en Martin Buber als ijkpunten ontwikkelde hij zijn pastorale werk. Luisteren en verhalen vertellen werden daarvan de pijlers, net als gelijkwaardigheid en wederkerigheid. Vaak waren het anderen die hém overeind hielden. ‘Het enige wat ik heb willen doen, is dichterbij komen in de duisternis. In de uitwisseling, in de nabijheid, ligt troost, voor beide partijen.’

Op zijn vijfentwintigste werd Soetendorp rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente in Den Haag. Zijn werk van ‘vrede en hoop’ zou hij veertig jaar voortzetten, naast het vervullen van talloze nationale en internationale functies. Op zijn tochten door het land of ergens ver weg in de wereld vertelde hij vaak en graag over zijn onderduik. Dat verhaal begon met een razzia in Amsterdam-Oost en een SS-officier die een blik in de wieg wierp, waarin de drie maanden oude Awraham lag. ‘Schade dass er ein Jude ist.’ Waarop Awrahams vader antwoordde: ‘Gelukkig dat hij een Jood is, want wat er ook met hem zal gebeuren, hij zal nooit opgroeien als het kind van moordenaars.’ Daarop deed de SS’er iets opmerkelijks. Tegen zijn kompanen zei hij: ‘Deze mensen zijn zo vies, wij kunnen ze nu niet vastpakken, we komen morgen terug.’ Voor Soetendorp was dit een uitgesproken voorbeeld van een mens die ondanks de duisternis tóch voor het goede kan kiezen.

Eerlijk is hij over zijn eigen tekortkomingen: het drama uit zijn jeugd – zijn zusje verloor door zijn toedoen een oog – maar ook over de hoge tol van de druk om altijd voor iedereen klaar te staan. Hij kwam vaak te laat, maakte dubbele afspraken, hield zich niet aan deadlines, stelde mensen teleur. Niets menselijks was hem vreemd.

De lessen die hij mee wil geven, opgetekend door NRC-journaliste Annemiek Leclaire – verantwoordelijkheid nemen, mededogen tonen, vrede en rechtvaardigheid nastreven en altijd hoop houden – lijken misschien open deuren, maar in zijn persoonlijke verhaal krijgen ze glans en diepgang.

Wat kun je doen als mens in je eentje, wat is je taak, je verantwoordelijkheid? Hij raakte mij, ongelovige, met zijn vertelling over het breken van de kruiken en de opdracht aan de mens om goede daden te doen, mitswot. Die daden hoeven maar heel klein te zijn: een hand op een schouder, een luisterend oor, het openen van een deur. ‘Het is heel dichtbij, het is in je mond en in je hart.’ En: ‘Elke gebeurtenis, elke ontmoeting biedt een kans.’

Ook (en misschien wel juist) voor mensen die weinig of niets van het Joodse geloof weten, is dit een waardevol boek. Onder de indruk was ik van alle chassidische wijsheden, het was een verrijking om daarmee kennis te maken. Zoals deze ultrakorte: de hele wereld is een smalle brug, met aan weerskanten ijs en vuur. En waar het in essentie om gaat is niet bang te zijn om te vallen.

Denk niet dat het hapklare brokken zijn, die Soetendorp je voorschotelt. Zijn boek is geen zelfhulpgids. Over veel dingen moet je nadenken en de Joods-religieuze passages zijn voor de niet-deskundige lezer soms behoorlijk diepzinnig. Maar ook daarin weet hij je te raken en door zijn duidelijke boodschap – er is altijd hoop, hoe duister het ook is – blijft zijn boek nog lang nazingen.

Trouw, doorgaans een kalme krant met weinig superlatieven, schreef: ‘Er is geen enkel excuus om dit boek niet te lezen.’ En zo is het. Levenslessen van een rabbijn biedt steun en hoop, in deze periode van herdenken, maar zeker ook daarna.

Inschrijven nieuwsbrief