Banner trap
< terug naar eerdere gedichten

Jacques Hamelink

Van sommige dichters kun je soms maar één regel reciteren. Dat zegt niets over de dichters in kwestie – des te meer over het falend geheugen.

In november overleed Jacques Hamelink (1939-2021). Uit de reacties bleek dat velen zich van deze dichter en schrijver slechts één boek kunnen herinneren, de wat ouderen vooral omdat het op hun leeslijst van de middelbare school stond. Het betreft de roman Ranonkel. Qua inhoud kunnen zij (en ik) zich nog net voor de geest halen dat het over een reusachtige plant gaat die de hoofdpersoon in de loop van het verhaal compleet overwoekert.

Dit hoeft niet te betekenen dat we het boek slecht gelezen hebben: van de meeste, zo niet alle boeken blijven je op den duur hooguit een paar fragmenten en soms niet eens de plot bij. Zelf weet ik van Ranonkel dat ik het destijds in één ruk heb uitgelezen. Dat komt de adequate herinnering op zich ook niet ten goede.

Ik kocht altijd de nieuwste bundel van Hamelink zodra er een uit was. Ik speurde zijn poëzie af op bijzondere woorden die ik niet meteen kon thuisbrengen. Hij wist zinnelijke ervaringen en waarnemingen nauwkeurig en toch bevlogen weer te geven.

Nu dan die ene regel die ik zonder bladeren of googelen nog kon reproduceren: ‘Zilverkoud spat soms schitterende regen uiteen.’ Daar hebben ze bij Buienradar niet van terug. De kracht van de zin zit ’m niet alleen in het poëtisch neologisme ‘zilverkoud’ in combinatie met ‘schitterend’, maar zeker ook in de treffende positionering van het woordje ‘soms’.

 Bij het herlezen voor deze rubriek herinnerde ik me ook de slotregels weer, maar dat is een soort secundaire herinnering, waar je de stimulerende leidraad van het lezen bij nodig hebt.

De stilte hangt ademloos in ontbinding.
De aarde klinkt steeds verder in.

Misschien was ik ze min of meer vergeten omdat ze weliswaar prachtig, maar ook somber zijn. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de aarde sinds Jacques Hamelink deze regels schreef (1986) nog weer een stuk verder is ingeklonken.
 Maar allicht kan de poëzie ons nog redden.

De bomen werden sinds eeuwen terneergedrukt

De bomen werden sinds eeuwen terneergedrukt.
De lucht is te dun voor vuur. Geen stad
Tornt als onweer tegen de hellingen op.
Geen vleugel, geen vin verroert zich hier. Niemand
Graaft zich in, niets vermenigvuldigt.

Zilverkoud spat soms schitterende regen uiteen.
Continenten schaven onafgebroken aan de schaal van het water
Dat inscheurt als bij het baren.
In de holle stapelplaatsen van kelp en witkalk
Vreten dodende planten elkaar aan.

Het enige dier is de mens, in zijn teken –
Een breekbare regenboog – bedrijft hij vogelvlug liefde
En huist in zichzelf verdeeld in vliesdun geworden kathedralen en schelpen.
De stilte hangt ademloos in ontbinding.
De aarde klinkt steeds verder in.

Inschrijven nieuwsbrief