Banner trap
< terug naar eerdere schrijftips

Adriaan van Dis

foto: Carel Schutte


De kunst van het schrijven. Kunst? Het is vooral discipline, een spier die je dagelijks moet oefenen. If you don’t use it you lose it – sportschoolpraat. Schrijven is voor mij noodzaak. Als ik het lawaai in mijn hoofd niet op papier zet word ik narrig en ongelukkig – dus hup achter de tafel en pennen. Ook al belandt het merendeel in de prullenbak. Het schrijven zelf is een kwestie van goed luisteren en kijken: ik hoor stemmen, zie figuren lopen en als ze blijven hangen bied ik ze een stoel aan. Hun broeken en rokken komen uit vreemde kleerkasten (ik ruik ze), hun woorden zijn de mijne niet – brutaal zijn ze, gevat en soms uitgesproken vervelend. Ze eisen ruimte op, vertimmeren de boel en bouwen een decor dat hen past: spelen willen ze, hun verhalen vertellen. En wat is mijn rol? Die van nederig notulist? Nee, ik mag me niet laten verleiden door hun al te vloeiende zinnen en let vooral op de aarzeling in hun spel, noteer de hapering en de schaamte die in hun stiltes schuilt.

Weken voor ik aan een nieuwe roman begin, melden de eerste karakters zich aan – een schimmig gezelschap, tot leven geroepen door de blik van een passant, na het lezen van een berichtje in de krant of een regel poëzie. Soms vragen ze keurig belet, een enkeling breekt brutaal in. Het gezelschap hoeft niet compleet te zijn voor ik hun verhalen begin op te schrijven, ook halverwege een roman kunnen karakters nog het toneel op klimmen. Al is het mogelijk dat hun rol door zwak of overbodig spel weer naar de coulissen verdwijnt. Voor mijn nieuwste roman KliFi trokken zeker tien karakters bij mij in. Mensen die ik met de jaren in de Achterhoek ben tegengekomen en die na een sluimerend bestaan bij me aanklopten omdat de tijd daarom vroeg. Ze waren verbaasd over de woede in onze samenleving, verontrust over het klimaat en alle beperkende maatregelen die ons te wachten staan. Ze trokken aan mijn mouw en sleepten me mee naar een nabije toekomst waarin de kiezers schreeuwen om orde in de sociale media en orde in het land. Was er nog ruimte voor dwarsdenkers? En in hun kielzog stond ook nog een president die zich zelfgenoegzaam op de borst sloeg. Ik heb ze allemaal een stoel aangeboden en hun verhalen opgetekend. We hebben gelukkig heel wat afgelachen. Vooral om onszelf. De lachspier behoeft ook onderhoud.

Adriaan van Dis, januari 2021

Adriaan van Dis (1946) groeide op in Bergen, te midden van halfzussen en ouders met een Indische (oorlogs)geschiedenis. Hij debuteerde in 1983 met de novelle Nathan Sid, bekroond met het Gouden Ezelsoor. Daarna schreef hij nog vele romans, reisverhalen en ook een kinderboek, Adje is heel druk. De roman Ik kom terug (2014) werd in 2015 bekroond met de Libris Literatuur Prijs. In datzelfde jaar ontving Van Dis de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre. Zijn boeken zijn in vele talen vertaald. In februari 2021 verscheen zijn nieuwste roman KliFi.

Inschrijven nieuwsbrief